Omdat de zoektocht naar nieuwe vrijwilligers moeilijk verloopt en op heden geen resultaat oplevert, gaat het jeugdhuis in Bellegem met onmiddellijke ingang dicht. Dit viel te lezen in een aantal kranten. De Schepen van Jeugd gaf bij dit bericht een aantal beschouwingen:
o De problemen zijn niet nieuw
o Een oproep in mei viel in dovemansoren
o Er is nog engagement, kijk maar naar de jeugdbewegingen die goed werk leveren en veel kinderen aantrekken. Om de verantwoordelijkheid te dragen van een jeugdhuis is echter meer vereist en daarvoor lijkt de interesse een beetje verdwenen.
o …
Uit de reacties van mensen uit het omliggende (het jeugdhuis bracht heel wat mensen op de been uit Bellegem, Rollegem, Kooigem en Aalbeke) en uit wat te lezen valt op de Facebook-pagina van het jeugdhuis, blijkt dat nogal wat mensen dit spijtig vinden. Er wordt met enige nostalgie terug gekeken op wat het jeugdhuis voor velen heeft betekend. Kortom: de sluiting laat mensen niet onbewogen.
Laat mij vooraf duidelijk stellen: dit is geen pleidooi van ‘vroeger was alles beter’. De zoektocht voor het vinden van vrijwilligers is niet evident. Dat is ook de voorbije jaren zo geweest en de jeugddienst heeft op initiatief van de vorige Schepen Alain Cnudde reeds hemel en aarde moeten bewegen om de opvolging te verzekeren. Wat me wel verontrust bij de berichtgeving is dat de sluiting en het niet vinden van nieuwe vrijwilligers wordt ervaren als een voldongen feit. Het stadsbestuur stelt wel dat ze nog niet heeft beslist of ze het huurcontract van het pand –dat eigendom is van Bockor- zal aanhouden, maar de zoektocht naar vers bloed blijkt wel afgerond.
Over deze perceptie wou ik graag duidelijkheid krijgen van de bevoegde Schepen. Vrijwilligers vinden, mensen warm maken om zich te engageren voor de samenleving, … moet een permanent gegeven zijn en niet iets dat je opzij kan schuiven als het even moeilijk gaat.
De opmerking kan gemaakt worden: het is maar een jeugdhuis. Zijn er voor de politiek geen belangrijker zaken om aan te pakken? Moet daarover hoogdravend gedaan worden?
Een jeugdhuis heeft wel degelijk een fundamentele taak te vervullen in een plaatselijk sociaal weefsel. Een jeugdhuis vormt bij uitstek een relevante aanvulling op jeugdbewegingen en andere initiatieven voor georganiseerde jeugd. Ze biedt immers aan een groep van niet-georganiseerde jeugd om toch betrokken te zijn bij de dynamiek die in een gemeente aanwezig is en is een opstap om zich ook zelf te gaan inzetten voor die samenleving. Een jeugdhuis zorgt er ook voor dat er leven is in kleinere dorpskernen, waardoor mensen minder rap geneigd zijn om er weg te trekken. In die zin verschilt het ook danig van (jongeren)café’s omwille van zijn prioritaire maatschappelijke reflex en niet zozeer commerciële overwegingen (cfr. De impact op een dorp als Kooigem). Het is een maatschappelijk laboratorium dat veel minder onderhevig is aan de economische realiteit en bijgevolg garanties biedt aan een lokaal sociaal weefsel om zich te gaan ontwikkelen. Het jeugdhuis is ook een kweekvijver voor een ruimer verenigingsleven. Andere verenigingen kunnen enkel overleven als er op langere termijn perspectief is op 'vers bloed', niet toevallig één van de voornaamste bedreigingen voor het verenigingsleven an sich.
Concluderend: Dit is een uitgebreide theoretische beschouwing om vast te stellen dat het stopzetten van inspanningen om mensen te werven voor een jeugdinitiatief, op lange termijn de basis vormt voor anonimiteit en het uiteenvallen van een dorpsgemeenschap. In die zin is er voor een stadsbestuur weldegelijk een belangrijke en permanente taak weggelegd.
De impact van een stopzetting is aanzienlijk, gezien Acroll voor veel jongeren uit het zuiden van Kortrijk een ijkpunt is en was. Na het wegvallen van ’t Skut in Aalbeke was dit immers het laatste jeugdhuis in het zuiden van Kortrijk.
Onderschat dit feit niet voor het functioneren van –de reeds geheroriënteerde- gebiedswerking. Je kan je de vraag stellen of gebiedswerkers nog over voldoende tijd, ruimte en instrumenten beschikken om een dergelijke evolutie op lange termijn mee sturing te kunnen geven. Welke rol hebben zij tot op heden kunnen vervullen en hoe zullen zij hierop in de toekomst een antwoord kunnen formuleren?
In Plan Nieuw Kortrijk valt het credo te lezen ‘de buurt bestuurt’. Een gevaarlijke valkuil van dit uitgangspunt is dat de buurt aan zijn lot wordt overgelaten als ze op een bepaald ogenblik niet expliciet te kennen geeft waar ze naar toe wil. Dat er nu geen vrijwilligers gevonden worden, mag geen signaal zijn om te besluiten dat er in Bellegem en omstreken geen nood is aan een jeugdwerking en jeugdhuis.
Dit brengt ons uiteindelijk bij de fundamentele vraag hoe het stadsbestuur de toekomst van de deelgemeentes ziet: Waar wil men op lange termijn naar toe? En welke paden zal men bewandelen om dit doel te bereiken?
Alles op zijn beloop laten, is immers nefast en zorgt ervoor dat gezellige woonkernen verworden tot anonieme slaapdorpen. Ik wil dan ook een warm pleidooi houden om zich voldoende bewust te zijn van deze realiteit. Als we niet gaan investeren in de deelgemeentes, dan dreigen ze na verloop van tijd verloren te gaan. De begroting 2014 voorspelt alvast weinig goeds.