Het West-Vlaamse hinterland is -als uithoek op het Belgische spoornet- sowieso al karig bedeeld als het op spoorverbindingen aankomt.  Terwijl andere provincies over een performant netwerk beschikken, zijn er hier –éénmaal Kortrijk en Brugge voorbij- enkel nog de doodlopende lijnen 66 (Brugge - Kortrijk), 69 (Kortrijk –Poperinge) en 73 (Lichtervelde – De Panne).  Verbindingen met Frankrijk of Groot-Brittannië maken een omweg via Henegouwen.  West-Vlamingen die de trein willen gebruiken wacht vaak al een aanzienlijke verplaatsing naar één van de stations op de vernoemde lijnen.  In die weinige aansluitingspunten laat de dienstverlening vaak te wensen over.

“Dat hoeft ook niet te verwonderen”, is te horen bij de vijf Parlementsleden die nu de alarmbel luiden.  “Al maanden is Infrabel bezig met het uitbreken van uitwijksporen en wissels.  Een operatie die hen een zeer beperkte besparing oplevert, ondermijnt alle mogelijkheden voor spoorwegoperatoren om een concurrentiële dienstverlening aan te bieden.  De toekomst van een mobiel West-Vlaanderen wordt op die manier op onherstelbare wijze gehypothekeerd.  Zo zijn er amper nog mogelijkheden voor treinen om elkaar te kruisen.  Eénmaal een trein in de richting van het kopstation vertrokken is, is het vaak wachten tot hij terug is alvorens een ander rijtuig het tracé kan afleggen.”

Dat de ingrepen van Infrabel verstrekkende gevolgen hebben, blijkt uit tal van voorbeelden:

  1. In een recent verleden werd een multimodaal overslagplatform gerealiseerd in de haven van Zeebrugge.  De West-Vlaamse economie kan hier geen beroep op doen, gezien goederenvervoer op het West-Vlaamse net niet langer haalbaar is.  Internationale goederentreinen sporen in een grote boog rond onze provincie heen.  Het ontbreken van een directe verbinding met de havens van Duinkerke, Antwerpen en Rotterdam zorgt er ook voor dat de Zeebrugse haven op termijn gepasseerd zal worden bij gebrek aan dynamische ontsluiting
  2. De capaciteit op de lijn 69 werd de afgelopen maanden sterk ingeperkt:  In Poperinge werd de goederenkoer uitgebroken, in Ieper moesten perrons 3 en 4 eraan geloven en in Menen is het derde spoor niet langer geëlektrificeerd.  Veel treinen kan de Westhoek niet meer ontvangen, gezien het enkel spoor vanaf Komen.  Aan de luide vraag tot een verbeterde dienstverlening kan de NMBS niet beantwoorden, omdat de huidige capaciteit niet toelaat om meer en langere treinen te ontvangen.  De inwoners van Ieper, Poperinge en omliggende zullen ook de volgende jaren een paar uur zoet zijn om van en naar Gent en Brussel te sporen in gebrekkig en ouderwets rollend materieel.
  3. Het verkeer op de E40 tussen Jabbeke en Veurne wordt overheerst door een aaneenschakeling van vrachtwagens.  Ook de dorpskern van Adinkerke, die tevens het toneel vormt voor de verkeersstromen van Plopsaland, krijgt heel wat vrachtwagens over de vloer.  Een recente vernieuwing van de spoorinfrastructuur kon niet langer via transport over het spoor zelf.  Een opeenvolging van vrachtwagens moest de dwarsliggers aanvoeren.  Indien men de infrastructuur nog verder zou terugdringen op één spoor vanaf Diksmuide, dan kan er van piekuurtreinen voor toerisme nar de kust geen sprake meer zijn.

Resultaat van dit alles? Een beperkte dienstverlening, lange rijtijden en treinen met veel vertraging.  Beknibbelen aan de uiteinden van het spoorwegennet valt vaak niet op.  De West-Vlaming is hiervan de dupe terwijl ook hij belastingen betaalt voor een performant openbaar vervoer.  De maat is dan ook vol voor de West-Vlaamse mandatarissen.  Ze roepen de bevoegde Minister voor Mobiliteit François Bellot op om Infrabel een halt toe te roepen in haar besparingsijver en gehanteerde logica.  In een volgende fase willen de partijen er bij de regering op aandringen om werk te maken van een herwaardering van het regionale spoorwegennet.  West-Vlaanderen heeft lang genoeg op een dood spoor gezeten!

 

In bijlage een overzicht in cijfers.